Recensie Johanna Cornelia Ziesenis-Wattier (1762-1827): “De grootste actrice van Europa” door Marlies Hoff (Leiden: Astraea), 184 pagina’s. ISBN 90-75179-07-3.
Waarom een recensie over een actrice uit het verre verleden in een Nieuwsbrief van Vrouw en Muziek? Omdat muziek vaak een belangrijke factor was in de Nederlandse toneelwereld. Zo schreef Bartholomeus Ruloffs, muziekdirecteur van de Schouwburg in Amsterdam, rond 1785 muziek voor uitvoeringen van Johanna Wattier: Zangstukken in de geveinsde zotheid door liefde, voor de juffrouwen Wattier en Sardet, vervullende de rollen van Agatha en Bely.
In 1811 zou Napoleon Wattier “de grootste actrice van Europa” hebben genoemd naar aanleiding van haar optreden in Amsterdam in een toneelstuk van Racine. Het vele speurwerk in archieven leverde auteur Marlies Hoff genoeg informatie op voor een gedegen studie vol opmerkelijke feiten. In 1810 namen bijvoorbeeld een aantal acteurs, waaronder Wattier, zowel de leiding als de huur van de Amsterdamse schouwburg op zich toen de overheid stopte met het exploiteren van dit theater na de inlijving van Nederland bij Frankrijk.
Wattier had aanzien bij vele Nederlandse dichters en schrijvers. Zij waren benieuwd naar haar mening en stuurden hun manuscripten naar haar toe voor een beoordeling. Andersom verzocht Wattier soms om een nieuw toneelstuk. Zo schreef Tollens op haar verzoek het treurspel Lukretia, of de verlossing van Rome in 1805. Toch stelt Marlies Hoff dat Wattier zich tegenover schrijvers uiterst bescheiden opstelde omdat zij zich niet bevoegd voelde een oordeel over hun werk te vellen. Zo gedroeg pianiste/componiste Gertrude van den Bergh (1794-1840) zich ook. In 1833 vroeg Van den Bergh aan het bestuur van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst ontheven te worden van het beoordelen van de ingezonden composities voor de talrijke prijsvragen: ‘ik voel mij als vrouw te zwak om composities van anderen te beoordelen (…)’.
Terwijl het beroep van toneelspeler, nets als het beroep musicus, laag werd gewaardeerd, liep Wattiers salaris in 1808 op tot ƒ 4.000, volgens Hoff het hoogste bedrag dat een Nederlandse toneelspeler ooit had verdiend. Wel moesten toneelspelers in die dagen in hun eigen kleding en rekwisieten voorzien.
In 1801 trouwde de inmiddels 39-jarige Wattier met de architect Bartholomeus Ziesenis. Hun enig kind leefde maar kort en in 1820 overleed de 51-jarige Ziesenis. Hij liet veel schulden na, zodat Wattier vol geldzorgen achterbleef. Door lid te worden van het Fonds ter Opleiding en Verdere Onderrigting van Tooneelkunstenaars kon zij nog wat verdienen.
Wat maakte Wattiers acteren zo bijzonder? Volgens tijdgenoten had zij een groot inlevingsvermogen en acteerde zij haar rollen op natuurlijke wijze, terwijl men gewend was aan gebrul en geschreeuw op het toneel.
Een gedegen studie die een waardevolle bijdrage levert aan de kennis over een groot Nederlands actrice.
Helen Metzelaar (Nieuwsbrief 33, april 2003)