La Compagnie Baroque: “Een muzikaal portret van Elisabeth Claude Jacquet de la Guerre”
(gehoord op 6 juni 2003 in de Engelse Kerk, Amsterdam)
Het is volkomen terecht dat La Compagnie Baroque, een van de vele uitstekende barokensembles in Nederland, aandacht schenkt aan Elisabeth Claude Jacquet de la Guerre (1665-1729). Dit muzikaal wonderkind, dochter van orgelbouwer Claude Jacquet, kon al op haar zevende zeer moeilijke werken van blad spelen en in alle toonsoorten improviseren. Nadat zij voor Louis XIV had voorgespeeld en gezongen, nam hij de verantwoording voor haar verdere opleiding op zich. Op haar twaalfde werd zij zelfs “la merveille de notre siècle” genoemd.
Op het programma stonden drie werken van Jacquet de la Guerre: een cantate, een triosonate en een suite voor klavecimbel. Jacquet de la Guerre heeft veel cantates op bijbelse thema’s gecomponeerd. Deze cantate opent in een jubelende stemming: “Schalt juichende trompetten”, maar kent ook vele dramatische momenten: “Maar Hemel! Te midden van dit feestgewoel hoor ik doordringende kreten, ik zie tranen vloeien” (de programmatoelichting bevat een Nederlandse vertaling door Koos Fernhout).
Voor dit programma heeft La Compagnie Baroque, bestaande uit sopraan Marielle Maaswinkel, violiste Barbara Erdner, gambiste Karin Preslmayr en klaveciniste Noriko Amano, de bezetting uitgebreid met een traverso, gespeeld door Mirjam van der Maas. Waarschijnlijk zijn er in Jacquet de la Guerres cantate ‘Le temple rebasti’ geen aparte partijen voor traverso en viool, want zij speelden vaak unisono samen, of wisselden elkaar af. Voor degenen die de moderne fluit gewend zijn, hebben de lage tonen van de traverso weinig draagkracht. Het samenspel van dit ensemble was uitstekend en soliste Marielle Maaswinkel zong met veel gevoel voor dramatiek. Vooral in de virtuoze uitvoering van de triosonate in d-groot vlogen de vonken ervan af.
In het programmaboekje wordt toegelicht dat de twee andere componisten, Jean-Marie Leclair l’Aîné (1697-1764) en Michel Pignolet de Monteclair (1667-1737), zijn gekozen als vertegenwoordigers van de generatie na Jacquet de la Guerre, twee componisten die de synthese van de Italiaanse en Franse componeerstijl verder hebben uitgewerkt. Michel Pignolet de Monteclair is echter twee jaar na Jacquet de la Guerre geboren, ietwat kort om hem onder de opvolgende generatie te rangschikken. Desalniettemin was zijn cantate “Morte di Lucretia” prachtig, vooral de chromatische wendingen en de momenten van plotselinge stilte als Lucretia sterft (omdat ze onteerd is door verkrachting, moet ze traditiegetrouw zelfmoord plegen).
Overigens meldt hun folder dat het ensemble “een theatrale dimensie” toevoegt aan hun uitvoeringen: “door het gebruik van de authentieke gestiek, de gestileerde lichaamstaal uit de barok die recentelijk is herontdekt.” Hier had ik meer over willen weten.
Helen Metzelaar (juni, 2003)