Sinta Wullur: de pionier van de kruisbestuivingen
Zoals inmiddels bekend, heeft componist Sinta Wullur (in 2002 uitgeroepen tot toondichteres des vaderlands, zie Nieuwsbrief nr. 30 van juli 2002) carte blanche gekregen van Vrouw en Muziek voor een driedaags festival in het weekend van 14 t/m 16 november. Dit heeft geresulteerd in een bijzondere programmering waarin begrippen als Oost en West, kruisbestuiving, integratie en natuurlijk, chromatische gamelan de boventoon voeren. Voor een beknopt overzicht van het programma zie de concertagenda achterin.
Voorafgaand aan dit muzikale festival had ik met Sinta Wullur een gesprek. Voor de lezers van deze nieuwsbrief alvast een blik in de keuken van deze tussen Oost en West balancerende componist. Wat wil zij van zichzelf laten zien tijdens dit festival?
Tijdens haar eerste compositielessen van Ton de Leeuw wist zij al wat haar te doen stond; de muziek uit het Oosten, met name uit haar geboorteland Indonesië, samen laten smelten met Westerse muziek. Ze kon het niet beter treffen dan Ton de Leeuw als docent compositie. Hij organiseerde destijds workshops voor (beginnende) componisten over het integreren van etnische bronnen in Westerse muziek. Als studente schreef ze een van haar eerste composities voor Gending, een ensemble dat een mengeling speelt van hedendaagse Westerse muziek en Javaanse gamelan, op gamelaninstrumenten. In die tijd was het een trend om Oosterse bronnen in hedendaagse muziek te verweven, maar Wullur ging daar als een van de weinigen een stap verder mee. Ze was de enige componist die gamelan – zowel Javaans als Balinees – in praktijk beoefende. Tegelijkertijd was zij, als afgestudeerd pianist, zeer vertrouwd met Westerse muziek, zowel theoretisch als praktisch.
Sinta Wullur houdt van de praktijk, ze zegt zelf absoluut geen studiebol te zijn. Als ze iets wil leren over een bepaalde techniek of over een soort genre, dan doet ze dat zoveel mogelijk vanuit de praktijk. Theorieboeken en dergelijke blijven bij haar netjes in de kast staan, voor de sier. Zo is zij rond 1980 begonnen met Indiase zang. Het intrigeerde haar, ze wist dat ze een goede stem had, dus is ze al zingende op onderzoek uitgegaan. Al gauw had ze het plan opgevat ook Indiase zang in haar composities te verwerken. Om de Indiase zang te verbinden met gamelan viel haar keus op Javaanse gamelan, omdat daar ook bij gezongen wordt. Wullur houdt niet van half werk en stortte zich al gauw in de Javaanse zang. Beide manieren van zingen liggen haar goed, hoewel de klanken door middel van totaal verschillende technieken voortgebracht worden. Hierdoor vroeg zij zich af of het wel goed is voor de stembanden om twee manieren van zang te beoefenen. Dit probeerde ze vervolgens op te lossen met het beoefenen van klassieke zang. Maar wat bleek: klassieke zang ligt haar minder goed. “Hoe komt dit? Kunnen stembanden zoveel verschillende technieken niet aan, of ligt het aan mijn ‘Indonesische’ stembanden?”
Sinds een jaar is dit raadsel opgelost. Ze is begonnen met een stemtraining, ‘Estill Voice Training Systems’, waar zij en andere zangers en zangeressen leren dat ze met gebruik van verschillende technieken alle soorten Westerse zang kunnen produceren. De stemkleuren van bijvoorbeeld Indiase zang en Bulgaarse zang kunnen voortgebracht worden door één en dezelfde persoon. Vanuit dit oogpunt heeft Wullur de zangworkshop ‘Vrouwenstemmen in diverse tradities’ op het programma gezet. Bij Estill mist ze de niet Westerse stijlen en omdat ze carte blanche heeft gekregen lijkt dit haar het ideale moment een dergelijke workshop te beginnen. Welke verschillende zangklanken bestaan er? Zaterdag 15 november krijgt het publiek uitgebreide demonstraties van Bulgaarse, Japanse, Indiase, Indonesische en Nederlandse zangklanken, terwijl een panel van zangeressen en stemspecialisten van Estill op het podium ondergaat hoe al die uiteenlopende klankkleuren teweeg kunnen worden gebracht.
‘Gamelan Movements & Voice Expeditions’ opent op vrijdagavond met de première van The Golden Deer, een concertante opera van veertig minuten voor chromatische gamelan gecombineerd met vocale solisten, koor en westerse instrumenten. In de opera wordt het verhaal vertelt van de ontvoering van Sita. Zij heeft altijd al het gouden hert willen zien. Het hertje verschijnt, als lokaas, maar verdwijnt plotseling weer. Op dat moment wordt Sita ontvoerd. Sinta Wullur ziet haar opera in wording als de kroon op haar werk. “Het is de integratie van wat ik als musicus en als muziekkenner is huis heb. Alle theorieën, toonsoorten, toonstelsels, modi en (zang)technieken die ik mij in de praktijk eigen heb gemaakt komen hier samen.” Ze heeft het verhaal van de Ramayana om laten schrijven tot een libretto (door Paul Goodman) en zit dus vast aan een tekst. Zelf vindt ze dat een heerlijke manier van componeren: “Ik hou ervan om mezelf opdrachten te geven. Je bent gebonden aan zoveel dingen, de kunst van de componist is om het toch vrij te laten klinken.”
Een voorbeeld van hoe Oost en West samensmelten in haar opera is het gebruik van wayang kulit (schaduwpoppenspel met muzikale begeleiding). In deze Indonesische vorm van muziektheater komen veel traditionele thema’s naar voren. Elk thema wordt uitgebeeld door een andere melodie in de begeleiding. Dit soort muzikale metaforen vormt de structuur van The Golden Deer.
Gevraagd naar wat haar beweegt tot die integratie van Oost en West, legt Sinta uit dat het haar zo intrigeert dat bij iedere kruisbestuiving iets nieuws ontstaat. “Ik vergelijk het altijd met mensen. Als twee verschillende rassen samen kinderen krijgen, komen deze er elk verschillend uit. De ene heeft een platte neus en stijl haar, terwijl het zusje of broertje geen platte neus heeft, maar wel kroeshaar.” Zo ziet Sinta Wullur ook haar manier van componeren. “Maar”, zegt ze vervolgens, “het gebeurt overal: in mode, interieur, in de moderne kunst en in de keuken. Muziek is gewoon mijn beroep en daarom laat ik daar kruisbestuivingen plaatsvinden.” Voor haar bestaat er niet zoiets als ‘de perfecte kruisbestuiving’. Per combinatie van instrumenten zoekt ze de juiste benadering. “Mijn pianoconcert vind ik heel goed gelukt qua moderne muziek en integratie van Oosterse elementen.”
Haar drijfveer achter het componeren is het pioniersgevoel dat zij nog steeds heeft. Elke keer is het weer een uitdaging en wat er ontstaat is altijd nieuw. “Niemand is hier op deze manier mee bezig. Wat ik schrijf is niet Westers, niet Oosters, niet ouderwets, niet modern, en ga zo maar door. Het gaat mij erom dat de associaties die mijn werk oproepen vernieuwend zijn.” Zo was zij de eerste die een volledig chromatisch gamelaninstrumentarium liet bouwen. Deze instrumenten zijn ideaal gebleken voor haar composities en voorlopig kan ze er nog alle kanten mee op. “Maar op een gegeven moment heb ik genoeg van de chromatische gamelan. Dan wil ik mezelf weer nieuwe opdrachten stellen. Ik wil bijvoorbeeld nog veel verder gaan met ritme en heterofonie. Muziek uit Oost Europa en Afrika is op die twee vlakken zeer ver ontwikkeld.” Ze heeft de pentatonische modus zo uitgewerkt dat ze er alle kanten mee op kan. Ze kan er mee transponeren, moduleren, ook in een soort kwintencirkel, zodat je uiteindelijk met 4-5-1 beweging een ik-kom-thuis gevoel oproept. Ook kan ze met dit systeem verschillende sferen uitdrukken, zoals licht – donker, door er akkoorden uit te halen en die in verschillende liggingen te laten klinken. Nog twee systemen die ze heeft ontwikkeld zijn het ‘tonentapijt’ en de ‘quatrokaarten’. Aan de ene kant ziet ze het als een uitdagend spelletje, om een zelfbedacht systeem te gebruiken tijdens het componeren, gewoon om te kijken of het werkt. Aan de andere kant is het juist de kunst om met deze opgelegde beperkingen de muziek toch vrij te laten klinken. “Van Ton de Leeuw heb ik geleerd dat je als componist jouw eigen concept moet bedenken. Hij zei tegen zijn studenten: als je op gehoor gaat componeren ga je imiteren.”
Clara de Mik
(Nieuwsbrief Vrouw en Muziek nr. 34, september 2003)